Oud-Stuivekenskerke was een kleine gemeente gelegen nabij Diksmuide, te westen van de IJzer. In de 19 de eeuw leefden 222 inwoners verspreid over drie wijken: Vicogne, het administratieve centrum van de gemeente waar de tegenwoordige kerk staat, Oud-Stuivekenskerke, nu het Onze-Lieve-Vrouwehoekje genoemd waar tot in de jaren 1870 de parochiale kerk stond op een tweetal kilometer ten zuiden van de huidige kerk en Tervate aan de gelijknamige bocht aan de IJzer lag de brug die toegang gaf tot de weg naar Keiem.
Oud-Stuivekenskerke werd een verlaten gehucht dat naar de uithoek van de gemeente werd verwezen, verlaten door zijn inwoners en van zijn pastoor beroofd. Zielsbedroefd beleefde het daarbij het slopen van zijn kerk waarvan alleen de toren gespaard bleef, sinds het nieuwe dorp dat zelfs zijn naam overnam, rond de nieuwe kerk in 1870 werd gebouwd door M. De Graeve, burchtheer van Vicogne,
Oud-Stuivekenskerke était une petite municipalité située près de Dixmude, à l’ouest de l’Yser. Au XIXe siècle, 222 habitants vivaient dans trois quartiers : Vicogne, centre administratif de la commune où se trouve l’église actuelle, Oud-Stuivekenskerke, aujourd’hui appelée le patelin de Notre-Dame, où se dressait l’église paroissiale jusqu’aux années 1870. Le patelin de Notre Dame se trouve à deux kilomètres au sud de l’église actuelle et Tervate, au croisement du même nom sur l’Yser, où se trouvait le pont qui donnait accès à la route menant à Keiem.
Oud-Stuivekenskerke est devenu un hameau désert qui a été renvoyé au coin de la commune, abandonné par ses habitants et dépouillé de son pasteur. La triste chose a été la démolition de son église, dont seule la tour a été épargnée, puisque le nouveau village qui a même pris son nom, autour de la nouvelle église en 1870, a été construit par M. De Graeve, seigneur de Vicogne
Geen mens kwam er nog langs. De hobbelige kassei van het nieuwe Stuivekenskerke naar de grote baan liep minachtend op 500 meter vandaar; enkel een doodlopend pad leidde nog naar het verloren hoekje.
De arme toren was inderdaad zeer oud en bouwvallig geworden; hij had immers tal van orkanen doorstaan, dat hij gelijk de bomen van de streek scheefgetrokken door de wind nog slechts met gekromde spits aan nieuwe stoten kon weerstaan.
Maar men liet hem over aan zijn lot en in 1888 was een deel van het gewelf ingestort. Hij werd van heel ver opgemerkt, men kreeg medelijden omwille van zijn sierlijkheid. In 1890 liet de regering hem herstellen en rangschikte hem als merkwaardig gebouw.
Personne n’y est plus venu. Le pavé cahoteux allant de la nouvelle église de Stuivekenskerke à la grande route, courait avec mépris à 500 mètres de là; seule une impasse mène au coin perdu.
La pauvre tour était en effet devenue très vieille et délabrée ; après tout, elle avait e effet résisté à de nombreux ouragans, tout comme les arbres de la région déformés par le vent, avec des flèches courbées qui parvenaient à peine à résister à de nouveaux coups de vent. Mais on l’a laissée à son sort et en 1888 une partie de la voûte s’est effondrée. Elle a été remarquée de très loin, on a eu pitié à cause de son élégance. En 1890, le gouvernement la fit réparer et la classa comme édifice remarquable
De toren rond 1900 – La tour vers 1900
Na deze verjongingskuur was hij eindelijk gered, terug als het ware een van twintig.
Eerlijk gezegd had men beter gedaan het hele gehucht in één slag te classificeren. Behalve de hoeve Goemare bestond het uit een tiental lage krotwoningen in gele baksteen met rode bedaking, bijeen gemoffeld rond het oude kerkhof, heel benepen en verouderd, met innige eerbiedwekkende ouderwetse huisraad.
Après cette cure de rajeunissement, elle a finalement été sauvé, elle était de retour comme l’une des vingt. Honnêtement, on aurait mieux fait de classer tout le hameau d’un seul coup. En plus de la ferme Goemare, il se composait d’une dizaine de masures basses en briques jaunes avec une toiture rouge, rassemblés autour du vieux cimetière, très serrées et démodées
Oostwaarts liep de opgehoogde berm van de stroom boogsgewijs tegen de horizon afgetekend en zijn bolvormige bomenrij scheen het lieve dorpje te omkransen met een smaragden halssnoer waaraan Diksmuide, als een waardevol camee te pralen lag.
De ingezetenen verlieten zelden de plaats tenzij om naar de markt of naar de mis te gaan.
Zo bleef voortaan het nietige dorpje leven in de kluisters van zijn eenzaamheid, beschermd door het onontwarbaar net van vaarten en vlieten in dit waterland. Na zoveel beproevingen in zijn eeuwenoud bestaan mocht het eindelijk hopen een gelukkige oude dag te beleven.
À l’est, la berme surélevée du ruisseau courbait à l’horizon et sa rangée d’arbres bombée semblait entourer le charmant village d’un collier d’émeraude sur lequel Dixmude se dressait comme un précieux camée.
Les résidents quittaient rarement les lieux à moins d’aller au marché ou à la messe. Désormais, le minuscule village est resté vivant dans les chaînes de sa solitude, protégé par le réseau inextricable de canaux et de ruisseaux dans ce pays marécageux. Après tant d’épreuves dans son existence séculaire, il espérait enfin pouvoir vivre une vieillesse heureuse.